juni 2014

Utrecht Centraal. Een koploper staat al urenlang stil op het spoor. Niemand die iets omroept. Reizigers op het perron blijven roerloos staan. “Kom”, zegt mijn broer. “We lopen nog een rondje, er rijden er nog wel meer.” De enige treinen die ik zie aankomen en vertrekken, zijn goederentreinen. Lichtelijk teleurgesteld hobbel ik achter hem aan.

Na de aankondiging van het ontslag in mijn ‘Curricolumn vitae’ van vorige week volgen de gebeurtenissen elkaar in sneltreinvaart op. Opeens gaan er allemaal deuren voor mij open. Opeens zijn daar tal van mensen die mij willen helpen. Opeens heb ik overal tijd voor.