Solliciteren

“Kijk, dit is nu precies wat jou onderscheidt van anderen”, de HR-manager houdt in zijn ene hand mijn sollicitatiebrief, curriculum vitae én - keurig opengescheurd - de bijpassende enveloppe vast. Met de wijsvinger van zijn andere hand op het geprinte adres op de enveloppe voegt hij eraan toe: “Kijk, het klópt allemaal.” Ik glunder. Dit is waar ik het voor gedaan heb. “Koffie?”, vraagt hij mij, terwijl hij de papieren voor zich op zijn bureau legt.

Wie ben ik? Wat kan ik? En vooral: wat wil ik? Het waren de eerste vragen die ik mijzelf stelde toen ik vorig jaar ongewild aanklopte bij het UWV. Ik zag mijn ontslag maar als goed nieuws, ik kreeg immers de kans om eens goed naar mezelf te kijken. In de weken die volgden, zette ik mijn eigen manier van solliciteren op poten met ‘Klokslag 13’.

Het was bijna middernacht. En koud. Mijn wekker zou over vijf uurtjes gaan. En het duurde nog zeker een uur voordat ik weer thuis zou zijn. Het ergste was, ik wíst dat mijn reis deze avond wat langer zou duren. Het was mijn eigen keuze om vandaag te reizen, terwijl dat echt niet had gehoeven.

Mijn hoofd duizelde. Tijdens het overleg vlogen vaktermen over tafel waar ik nog nooit van gehoord had: ‘CMS’, ‘CRM’, ‘USP’, ‘ROI’ en nog meer van zulke afkortingen. Ik noteerde ze stuk voor stuk. In de trein onderweg weg naar huis zocht ik op wat het allemaal betekende.

“Nee, hoor. Als ik met Willem date, kan ik daarnaast ook gerust met David daten. Daten betekent immers nog niet dat we al een vaste relatie hebben. Daten betekent dat ik zoek, proef en de mogelijkheden aftast”, zegt een vriendin aan de telefoon. “Als een soort proefrit?”, vraag ik haar. “Precies”, antwoordt ze.

Twee verkopers lopen elk aan een kant van de straat. Ze proberen keukenmessen aan de man (m/v) te brengen. Vol goede moed bellen ze aan bij het eerste huis. Maar helaas, ze verkopen niks. Na het tiende huis hebben ze allebei nog niks verkocht. De ene verkoper wordt steeds opgewekter, terwijl de andere voorovergebogen zijn hoofd en schouders laat hangen.

Utrecht Centraal. Een koploper staat al urenlang stil op het spoor. Niemand die iets omroept. Reizigers op het perron blijven roerloos staan. “Kom”, zegt mijn broer. “We lopen nog een rondje, er rijden er nog wel meer.” De enige treinen die ik zie aankomen en vertrekken, zijn goederentreinen. Lichtelijk teleurgesteld hobbel ik achter hem aan.